Malpositie van de foetus

Malpositie van de foetus verwijst naar een afwijkende positie van de baby in de baarmoeder tijdens de zwangerschap of bevalling, waardoor een natuurlijke vaginale geboorte bemoeilijkt of onmogelijk wordt. De ideale positie voor een vaginale geboorte is de hoofdligging, waarbij de baby met het hoofd naar beneden en de kin op de borst naar het geboortekanaal gericht ligt. Bij een malpositie ligt de baby echter anders, wat complicaties kan veroorzaken tijdens de bevalling.

De meest voorkomende vormen van malpositie zijn de stuitligging (waarbij de baby met de billen of voeten naar beneden ligt) en de dwarsligging (waarbij de baby horizontaal in de baarmoeder ligt). Een andere vorm van malpositie is de achterhoofdsligging (occiput posterior), waarbij de baby met het achterhoofd naar de rug van de moeder gericht is in plaats van naar de buik. Deze posities kunnen leiden tot langere en moeilijkere bevallingen, en in sommige gevallen kan een keizersnede noodzakelijk zijn.

Malpositie kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder abnormale baarmoedervorm, voorgaande bevallingen, waarbij de baarmoederspieren zijn uitgerekt, en polyhydramnion (een overmatige hoeveelheid vruchtwater), waardoor de baby meer ruimte heeft om te bewegen. Ook kunnen meervoudige zwangerschappen en placenta-afwijkingen, zoals een laagliggende placenta, bijdragen aan een afwijkende positie van de baby.

Bepaalde risicogroepen hebben een verhoogde kans op een malpositie van de foetus. Dit zijn onder andere vrouwen die eerder een stuitbevalling of andere vorm van malpositie hebben meegemaakt, vrouwen met een abnormale baarmoeder of een laagliggende placenta, en vrouwen met meerlingen. Ook vrouwen met een overmatige hoeveelheid vruchtwater of die eerder keizersneden hebben gehad, lopen een verhoogd risico.

Het beheren van een malpositie van de foetus hangt af van de specifieke positie en het tijdstip tijdens de zwangerschap. Bij een stuitligging kan de arts proberen de baby te draaien met behulp van een uitwendige versie (een procedure waarbij de arts handmatig probeert de baby in de hoofdligging te draaien). Dit wordt meestal rond de 36e of 37e week van de zwangerschap geprobeerd. In sommige gevallen kan het dragen van een bekkenband of het uitvoeren van specifieke oefeningen helpen om de baby in de juiste positie te krijgen. Bij dwarsligging of andere ernstige malposities kan een geplande keizersnede worden aanbevolen om risico’s voor de moeder en baby tijdens de bevalling te verminderen. Het is belangrijk om regelmatig prenataal onderzoek te ondergaan om de positie van de baby te controleren en indien nodig een behandelplan op te stellen.

Recente Artikelen

nl_NLDutch